Subpop
De titel Dereconstructed van de tweede plaat van het uit Alabama en Georgia afkomstige viertal Lee Bains III & The Glory Fires slaat op een periode in de geschiedenis van de Zuidelijke staten in de VS, de Reconstruction. Dat was de tijd waarin geprobeerd werd om van de Zuidelijke staten na de verwoesting en het verlies van de Burgeroorlog weer een functionerende samenleving te maken. Democratisering en afschaffing van de slavernij werden in de kiem gesmoord door wetgeving waarmee de zwarte bevolking feitelijk alsnog gelijkwaardige deelname aan het openbare leven werd ontzegd. Het duurde tot de jaren zestig van de vorige eeuw tot die wetten grotendeels werden geschrapt, maar de gevolgen zijn nog steeds merkbaar in de Zuidelijke Staten. Zanger, gitarist, songwriter én tekstschrijver Lee Bains III laat soms horen ondanks alles toch trots te zijn op zijn stad Birmingham (“The Weeds Downtown”), maar meestal beschimpt hij de hypocrisie, bijvoorbeeld van de vrome zondagse kerkgangers die een dag later het ‘hebt uw naaste lief’ weer vergeten zijn. Ja, er worden ook heel wat bijbelteksten aangehaald. Bains is boos, erg boos, en de heren gieten dat in een vorm die ergens tussen southern rock en garagerock inhangt. Misschien kun je ze omschrijven als het iets wildere kleine broertje van de Drive-By Truckers. Iets meer richting garagerock dan de laatstgenoemde, inclusief het knarsende en piepende recht-zo-die-gaat-gerammel. Ook in de productie is het allemaal niet heel subtiel, wat maakt dat het na verloop van tijd wat eenvormig wordt. Toch is het uiteindelijk een lekkere plaat. Bovendien heeft Bains iets te vertellen en daar moet het toch allemaal mee beginnen.
File: Lee Bains III & The Glory Fires – Dereconstructed
File Under: Verherriede southern rock
File Video: [“The Company Man”] [“The Company Man”(Lee Bains solo)] [“We Dare Defend Our Rights”]
Monthly Archives: October 2014
Sean Rowe – Madman
ANTI
De Amerikaan Sean Rowe timmert al een hele tijd aan de weg. Zijn eerste release was in 2004, maar pas sinds 2011 lijkt hij bij het label ANTI een vaste kracht geworden te zijn in albummuziekland. Rowe is gezegend met een donkere stem die de constante factor is om je als luisteraar te binden. En dat lukt hem. File Under-collega DubbelMono was wel gecharmeerd van de vorige albums, maar het grote kritiekpunt was toch wel dat de liedjes op zichzelf niet sterk genoeg zijn om hem door te laten stoten naar de top. Ik zal hier eerlijk over zijn, dat is ook hier op Madman niet over de hele linie gelukt. Neem bijvoorbeeld “Desiree” dat te gladjes is qua productie en arrangement, waardoor ik me er ongemakkelijk bij ga voelen. Dit terwijl het allemaal zo lekker begon in de opener “Madman” en de tweede track “Shine My Diamond Ring” waar hij met de country(honky tonk)blues even een gooi lijkt te doen naar de positie van de nieuwe Johnny Cash, die ik in ieder geval in mijn armen zou sluiten. Helaas is het dus niet overal feest en die breekpunten op het album maken dat ik uit mijn albumritme gehaald wordt, waardoor ik vergeet dat er toch hele mooie nummers te beluisteren zijn, zoals “The Game”, “Done Calling You” en “My Little Man”. Door een paar nummers van dit album te schrappen en desnoods als bonus weer toe te voegen, had het zomaar een perfecte Roweplaat kunnen zijn. Maar helaas mocht dit niet zo zijn.
File: Sean Rowe – Madman
File Under: Het had erin gezeten
File Audio: [Soundcloud]
File Video: [Madmen]
File Social: [Twitter] [Facebook]
Marissa Nadler – July
Sacred Bones
Je zou mij een luie recensent kunnen noemen aangezien mister File Under Storm mij weken geleden al gevraagd heeft of ik een recensie van Marissa Nadlers nieuwste album kon schrijven. Maar in dit geval meen ik een goed excuus te hebben. Sommige albums klinken nu eenmaal het best als de dagen korten, de bladeren vallen en de najaarsstormen langs je huis razen, terwijl jij zelf behaaglijk binnen zit met een goed glas wijn bij een knappend haardvuur. En de zomerse titel ten spijt, Marissa Nadlers album July is zo’n album. Starend in het vuur kun je je mee laten voeren door haar verhalende en poëtisch songs. Songs waarin ze ons mee op een tijdreis neemt naar 1923 waarin ze zingt ‘I call to you from another century to see if the world had been kind and sweet’, of waarin ze ons aan de betere tijden van de albumtitel herinnert zoals in “Firecrackers” waarin ze zingt ‘We have drunk our summers away’. Het is sowieso een album dat bevolkt wordt door verloren liefdes, verlaten steden, verloren dromen en onbeantwoord verlangen. In “We Are Coming Back” zingt Nadler letterlijk ‘I died when you left’ om vervolgens in “Dead City Emily” haar song in een verlaten stad te situeren. En in “Was It A Dream” mijmert ze over een verloren gewaande geliefde. Een geliefde waar ze blijkens “Desire” nog steeds naar verlangt. Luisterend naar haar album maakt de echo van haar stem (‘a peaceful voice that’s drowned in echo and space’, aldus Incubate) sowieso dat ik twijfel of ik haar echt hoor of dat het een stem is die mij najaagt in een droom. En hoewel ze op het Incubate speelde, twijfel ik even zozeer of die schaars uitgelichte verschijning op het podium van het Tilburgse theater écht was of dat ik droomde toen ik haar zag. Marissa Nadler is een dame die zich zowel muzikaal als in levende lijve tussen droom en werkelijkheid begeeft en haar betoverende songs zijn daar de getuigenis van.
File: Marissa Nadler – July
File Under: Tussen droom en werkelijkheid
Shaking Godspeed – Welcome Back Wolf
Suburban
Shaking Godspeed heeft sinds hun tweede plaat alweer een bezettingswisseling ondergaan. Organist/bassist Paul Diersen (die zelf de opvolger was van Pieter Holkenberg) is vervangen door maar liefst twee nieuwe bandleden: gitarist Rocco Ostermann en bassist Alex van Damme zijn de gelederen van de Gelderse formatie komen versterken. Dat deed mij vrezen dat ik jengelende orgels die ik nu juist zo geweldig vond op de eerste twee albums zou gaan missen. Maar verdomd, Shaking Godspeed MKIII staat me net zo aan als de eerste twee line-ups. Sterker nog, het toevoegen van Ostermann heeft de band ook nog eens de mogelijkheid gegeven om meer te spelen met de zang en gitaar. En dat betaalt zich uit in alleen maar pluspunten op Welcome Back Wolf. De plaat heeft nog meer dynamiek en doldrieste wendingen in de songs zodat ik als luisteraar steeds weer op het puntje van mijn stoel zit. Tracks als “Goodby Poupon” zijn een achtbaan die zijn weerga niet kent. Het klinkt een beetje als Fatal Flowers on speed. Superweird, maar ganz toll. Ook het iets rustiger “Life on Planet Earth” roept die gedachte bij mij op. De rauwheid is dan misschien een beetje verdwenen door de nieuwe line-up zonder orgel, de dynamiek is twaalf songs lang onweerstaanbaar en test al je zintuigen. Probeer de gejaagdheid die “Future Boogie” over je heen drapeert maar eens te weerstaan. Volstrekt onmogelijk en onnodig.
File: Shaking Godspeed – Welcome Back Wolf
File Under: Paranoia Blues
Elle Bandita – Elle Bandita
Caroline
Soms is het helemaal niet erg om er een tijdje tussenuit te knijpen en je te bezinnen op wat je allemaal nog wilt doen en bereiken in het leven. Elle Bandita alias Ryanne van Dorst deed het. Van een samengesteld meidenpopbandje en punkpop van The Riplets verwierf ze echt bekendheid met gitaarpunkrock onder eigen naam. Toen was Elle nog loud & snotty. En je moest vooral niet te harde kritiek hebben, want dan kwam mevrouw verhaal halen. Van Elle Bandita kon je het hebben, omdat je ergens ook wel respect had voor hoe hard ze werkte. Bandita is de pubertijd duidelijk kwijtgeraakt. Maar haar jeugdige rebellie nog altijd niet. Met deze plaat laat ze dat horen. Het is uitgebalanceerde gitaarrock die zo kan wedijveren met het werk van Juliette Lewis & The Licks. Met Hole en soms, heel soms met Stevie Nicks, als ze heel erg haar best doet. Vijf jaar heeft Elle Bandita nodig gehad om zichzelf te heruitvinden. Niet meer met snokharde punk en rock, maar met uitgekristalliseerde vocalen en gitaarriffs die precies passen bij het decorum die Elle wil schetsen. Heel eerlijk, open en transparant. En wellicht een tikje duister. Het zal de hoogstpersoonlijke eigen gedachtegang van Elle Bandita zelf zijn die bijvoorbeeld in “Swan Song”, een gevalletje Rammstein-light, naar boven komt drijven. Bandita heeft haar eigen lijn opgepakt en verder doorgezet zonder toe te geven aan tal van modegrillen. Ik mag dat wel. En, ze weet zelf ook dondersgoed dat er geen Wende Snijders-stem in haar schuilt.
File: Elle Bandita – Elle Bandita
File Under: Uitgebalanceerd rockplaatje voor de echte luisteraar
Amy LaVere – Runaway’s Diary
Archer
Laat ik voor degene die erbij waren tijdens Crossing Border, toen Amy LaVere abusievelijk dacht dat ze in het land der schnitzels was, even iets rechtzetten: dat was niet te wijten aan vermeend diva-gedrag. Inmiddels heb ik namelijk dankzij een aantal fraaie, bescheiden optredens van de uit Memphis afkomstige zangeres met haar onafscheidelijke contrabas kunnen concluderen dat het hier een eenmalige faux-pas betrof. Mocht je nog steeds niet zijn overtuigt zijn van haar onschuld dan raad ik ten zeerste aan om haar waanzinnig mooie, nieuwe country-folk meesterwerkje Runaway’s Diary te beluisteren. Als basis nam ze haar eigen ervaringen die ze opdeed toen ze in haar jeugd van huis wegliep. Weg van vervelende oudere zussen (“Big Sister”) en jongens die niet willen dansen (“Last Rock-‘n-Roll Boy To Dance”). De bloedmooie opener “Rabbit” is gebaseerd op de wegloop-ervaringen van zielsverwante muzikant Seasick Steve en er passeren een aantal slim uitgekozen covers de revue (o.a. van John Lennon), die ze moeiteloos naar zich toetrekt. Ook tekstueel sluiten die naadloos aan bij de rest van de nummers waardoor Runaway’s Diary zich laat beluistern als ware het een soundtrack zonder film, met een bitterzoet einde: ‘I’ll be home soon. Where’s the trumpet? Where’s the crowd? Where’s the ticker tape parade?’
File: Amy LaVere – Runaway’s Diary
File Under: Meesterlijk weglopen
Willie Nelson – Band of Brothers
Legacy Recordings
‘I love my wives and I love my girlfriends / but may they never meet’ zingt Willie Nelson op Band of Brothers. De oude outlaw is de tachtig gepasseerd en zijn stem is er alleen maar beter op geworden. Zoals ook de stem van Johnny Cash als oude wijn was: met de jaren kwam er meer diepte en pit in. Maar waar The Man in Black op zijn laatste albums worstelde met de dood, viert Willie Nelson het leven. Als grapjas in het eerder aangehaalde “Wives and Girlfriends”, in “Crazy Like Me” en in het titelnummer, dat verhaalt over het leven in een bandje, maar ook als giftige maatschappijcriticus in “The Git Go”, oorspronkelijk van Billy Joe Shaver. Het merendeel van de nummers – negen van de veertien – is van de hand van de oude bard zelf, vijf slechts zijn covers. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de credits voor die negen liedjes gedeeld worden met producer Buddy Cannon. En het is ook zijn hand die Band of Brothers zo’n luisterwaardige plaat maakte: de productie is eerlijk, open, maar zonder Nashville-geluid. Waar bij veel muzikanten-op-leeftijd verzucht wordt dat Rick Rubin maar ‘ns een handje moet toesteken, is dat bij Willie Nelson niet nodig. “Guitar In The Corner” heet één van de liedjes. Die van Willie Nelson staat daar overduidelijk niet vaak.
File: Willie Nelson – Band of Brothers File Under: Willie Nelson wordt 100 File Video: [The Wall]
Yuri Landman & Those Foreign Kids
Yuri Landman & Those Foreign Kids, 28 oktober, Ekko, Utrecht. Foto: Jorg
Tigre Blanco – Light Up The Fire
Outlaws In Charge
Vorige maand recenseerde ik al de single van Eindhovense grassroots-muzikant Woody Veneman. Dit keer is de beurt aan Tigre Blanco. Vanuit de aanstekelijkheid van ene Ad van Meurs alias The Watchman, heeft Eindhoven al heel wat bandjes en artiesten voortgebracht die meer met folk, blues en country hebben, dan met speedrock, psychedelica en stoner. Ik noem maar de Johnny Cash-tribute band Def Americans. Is ook niet zo gek, want Eindhoven heeft een roemrijk verleden als rockabilly-, psychobilly- en rock & rollstad. In de jaren ’50 waren het de in Duitsland gelegerde soldaten die in Eindhoven gingen stappen en de lichtstad trakteerden op muziek van thuis. De band rondom Quintijn Lohman omschreef hij zelf als duistere gypsy soul met een rauwe twist. Eigenlijk heeft hij daar wel een punt. Met een timbre als dat van Peter te Bos schrijft Lohman songs die een mix van flamenco, texmex en countryblues zijn. Wat minder zwartgallig als Barry Adamson of een Knoxville Girls, maar weer swingender dan Denvis & The Real Deal. Of dat moet door de achtergrondvocalen komen. Twan van Gerwen tekent voor het gitaarspel. We kennen hem van Beef en van Tree Funk Concept, en ik moet zeggen dat ik weinig mensen ken in Nederland die technisch begaafder zijn dan hij. Pas na vier nummers komt Tigre Blanco op dreef. Pas dan graaft Lohman zich meer in de Americana, de weemoedige klanken en het typische Calexico-geluid dat allang niet meer voorbehouden is aan wat zweterige Amerikanen aan de Mexicaanse grens. Naarmate Lohman zelf ouder wordt moet je deze plaat zien als een proeve van bekwaamheid. Tigre Blanco gaat alweer een tijdje mee, maar pas nu lijkt Quintijn de juiste verhaallijnen en sfeer gevonden te hebben die hij overtuigend kan brengen. Niet de hele plaat is nog de moeite waard, maar het lef om meer eigenheid te tonen pakt goed uit. We mogen dus heel wat prachtsongs van die lange blonde gozer uit Eindhoven verwachten.
File: Tigre Blanco – Light Up The Fire
File Under: Eigen identiteit begint goed vorm te krijgen
Those Foreign Kids
Those Foreign Kids, 28 oktober, Ekko, Utrecht. Foto: Jorg