1. The Darkness – Last Of Our Kind
2. Mörglbl – Tea Time For Pünks
3. Our Oceans – Our Oceans
4. Revolution Saints – Revolution Saints
5. The Answer – Raise A Little Hell
6. Operation: Mindcrime – The Key
7. iamthemorning – From The House Of Arts
8. Lachy Doley Group – Conviction
9. JURA – River Songs
10. Umphrey’s McGee – The London Session
Toelichting op MetGitarenEnZo
Category Archives: Prikkie
Mojo Man – Mojo Man
Continental Europe/V2
Na ruim elf jaar en meer dan 1500 stukjes is dit mijn laatste stukje voor File Under en schrijf ik voortaan elders. Nee, geen slaande deuren of ‘musical differences’ – van dat laatste in elk geval niet méér dan de afgelopen elf jaar. Het is gewoon tijd voor iets anders. Gelukkig kan ik een fijn plaatje achterlaten ter afscheid: Mojo Man. Je zou het niet zeggen met de Native American op de prachtige hoes en de chants aan het begin en eind van deze debuut-cd, maar Mojo Man is hartstikke Nederlands. De songs zijn van de hand van zanger/gitarist Marcel Duprix en leadgitarist Theo van Niel jr., maar de hele band knutselt mee. Die telt niet minder dan negen leden door een vijfmans blazerssectie. Mojo Man brengt grotendeels lekkere rhythm and blues ten gehore onder het motto ‘Balls & Horns’, zoals in “I’m A Man”, waarin de Blues Brothers niet ver weg zijn. Die legendarische band straalde vooral héél veel pret uit en dat geldt ook voor Mojo Man. Blues, soul en funk gaan de blender in en komen er als feestelijk swingende songs uit. Duprix heeft een gruizige maar verrassend soepele stem, Theo van Niel jr. gooit er menig smakelijke solo uit en de ritmesectie legt een lekker stevig en tegelijkertijd heel gevarieerd fundament. Mooie koortjes en een uitgelaten schetterende blazerssectie maken het vervolgens helemaal af. Natuurlijk zijn er ook rustpuntjes als de fijne slow blues “On The Floor”, met mooi ingehouden blazers. Mede door de stem van Duprix hoor ik ook wel wat overeenkomsten met de beginjaren van Lenny Kravitz, bijvoorbeeld in “Hip Shakin’ Mama”. Met “Wild Flower” had een hairmetalband prima uit de voeten gekund, maar Mojo Man geeft de song een fijne rootsbehandeling. In totaal komen er negen aanstekelijke songs langs die het stilzitten stuk voor stuk ernstig bemoeilijken. Bij een band van deze grootte is het vaak lastig om in de studio strak genoeg te spelen en toch te blijven swingen. Mojo Man is daar met glans in geslaagd en is niet vergeten de enen en nullen verder op te vullen met dikke pret. Mojo Man is de zoveelste in een rij fantastische Nederlandse blues- en rootsreleases dit jaar en wat mij betreft zelfs een jaarlijstjeskandidaat. Ik ben blij dat ik met zo’n fijne release mijn tijd bij File Under kan afsluiten. Het was een genoegen om hier te schrijven en gelezen te worden. Graag tot elders! Tabee!
File: Mojo Man – Mojo Man
File Under: Pret per strekkende meter
File Audio: [het hele album op Bandcamp]
File Video: [Mojo Man promo]
Leslie West – Soundcheck
Provogue/Mascot
Eigenlijk is het raar dat Leslie West alleen in blueskringen bekend is. Met Mountain was hij zo’n beetje een van de eerste hardrockers. Hun bekendste tracks, “Mississippi Queen”, “Nantucket Sleighride” en het door Jack Bruce geschreven “Theme For An Imaginary Western” zullen zelfs vele rockers niet kennen, tot je ze een stuk laat horen. Inmiddels is West vooral een bluesrocker en dat is ook op Soundcheck het geval. Hij begint met een van de beste tracks, “Left By The Roadside To Die”. Mooi opgebouwd, krachtig gezongen en een solo om van te watertanden. Ook de ZZ Top-achtige boogie “Here For The Party” is erg lekker, net als de instrumental op 12-snarige akoestische gitaar “A Stern Warning”. Daarnaast zijn er niet minder dan zeven tracks die van anderen bekend zijn, zoals Tracy Chapmans “Give Me Just One Reason” – wat een verschil maakt dat bronzen stemgeluid van West! -, Curtis Mayfields “People Get Ready” en de Jeffs Beck-versie van “Goin’ Down”. Bovendien is er een prachtige instrumentale basversie (!) van The Beatles’ “Eleanor Rigby” zoals die bij concerten ook door bassist Rev Jones wordt uitgevoerd. Inderdaad, geen Leslie West op te bekennen. Niet alles is even sterk. De cover van “You Are My Sunshine” is bijvoorbeeld vooral qua zang wat flets. Een echte tegenvaller is er ook: het duet met de pas zestienjarige Ariel Pizza, dochter van een vriend van West. Ze heeft een uitstekende stem, maar mist (nog) inhoud om Ben E. King’s “Stand By Me” recht te doen. Er wordt afgesloten met een liveversie van Spoonful uit 1988, met de alweer ruim een jaar geleden overleden Jack Bruce. De kwaliteit van de opname houdt niet over, maar het blijft een fraaie versie. Er hadden iets meer eigen songs op mogen staan, zeker gezien de kwaliteit daarvan, maar West heeft zowel qua gitaarspel als stem nog ruim voldoende inhoud om te overtuigen.
File: Leslie West – Soundcheck
File Under: Nog lang niet versleten
File Video: [albumtrailer] [Audio van alle tracks op MascotTube]
Teramaze – Her Halo
Music Theories/Mascot
Ooit begon het Australische Teramaze als Terrormaze. Toen waren ze een thrashband en nog niet in de Here. Het is mooi meegenomen dat voor de progmetalband die ze nu zijn Teramaze sowieso een stuk beter klinkt. Hoewel ze behoorlijk heavy uit de hoek komen, is het thrashverleden ook niet hoorbaar meer. Ze zitten vooral in de Dream Theaterhoek, met meer ritmewisselingen in een song dan algen in een sloot. De band bestaat uit gitarist/songwriter Dean Wells, zanger Nathan Peachy, drummer Dean Kennedy en bassist Luis Eguren. Dan mis ik nog een toetsenist in het rijtje, terwijl die toch echt niet te missen is in het geluidsbeeld. Ik kan me niet voorstellen dat ze live ook daadwerkelijk met zijn vieren op het podium staan. Op hun YouTubekanaal staan allerlei video’s met Dream Theatercovers en die invloed is zoals gezegd goed te horen. Typisch Australische prog heeft in mijn beleving doorgaans een rauwer randje, maar dat is bij Teramaze niet te bekennen. Integendeel, het is strak gemusiceerd en tot in de puntjes afgewerkt, waarbij ik naast Dream Theater ook Haken terughoor. In de manier waarop de toetsen gebruikt worden in rustiger passages, maar ook in de drums en de fraaie, heldere zang van Peachey. De manier waarop halverwege “Broken” fors gas wordt teruggenomen om met een heftige, snelle solo terug het couplet in te gaan, kun je alleen maar indrukwekkend noemen. Acht tracks en bijna een uur lang wordt alles uit de kast gehaald zonder dat je ook maar één moment het gevoel krijgt dat ze zich eraan vertillen. Het enige minpuntje aan Teramaze is dat ze niets nieuws doen, dat hun geluid het geluid van vele andere bandjes is. Maar van al die bandjes zullen er maar weinig zijn die het met zoveel klasse, power en overtuiging kunnen brengen.
File: Teramaze – Her Halo
File Under: Tera, mate
File Video: [“Her Halo”] [“Out Of Subconscious”] [audio van alle tracks op MascotTube] [TeraTube]
The Boom Band – The Moon Goes Boom
Sonic Rendezvous
Volgens de bio kreeg het debuut van The Boom Band unaniem lovende kritieken. Ik vrees dat mijn recensie het Gallische dorpje in de Romeinse overheersing was. Vaardige muzikanten, maar steeds net wat te braaf, dat was ongeveer mijn conclusie. Als opvolger van het debuut is gekozen voor een live-album, The Moon Goes Boom. Met zeven man op het podium moet dat brave er toch vanaf gaan, zou je denken. Tja, wat zal ik eens zeggen? Ja en nee. De band is inderdaad live iets energieker en de uitvoeringen zijn vlekkeloos. Tegelijkertijd merk ik dat de tweede helft van het album me een stuk beter bevalt en laat dat nou net het gedeelte met allerlei covers zijn. Onder andere Blind Faith/Steve Winwoods “Can’t Find My Way Home”, Gov’t Mules “I’m A Ram” en Lightning Slims “Rooster Blues” zijn meteen een paar van de fijnere songs. Verder zijn de Little Feat-achtige momenten steeds weer erg geslaagd en blijken twee eigen songs wèl prima overeind te blijven tussen de covers: “Red Eye Of The Devil” en afsluiter “We Can Work Together”. Mijn reserves bij The Boom Band zijn na beluistering van The Moon Goes Boom niet helemaal verdwenen. Dat neemt niet weg dat ik dit album nog wel eens zal opzetten, waar dat bij het debuut niet meer is gebeurd sinds ik de recensie schreef.
File: The Boom Band – The Moon Goes Boom
File Under: Nog steeds vaardig, nog steeds te braaf
File Audio: [gratis download “Rooster Blues” op BoomCamp]
File Video: [“Rooster Blues”] [albumtrailer]
Flying Colors – Second Flight: Live At The Z7
Music Theories/Mascot
Het is het leven van de meeste professionele rockmuzikanten tegenwoordig: je brengt een album uit, je toert er een paar maanden mee en je gaat weer verder met het volgende project. Bij Neal Morse en Mike Portnoy geldt dan nog dat er steevast een uitgebreide liveregistratie volgt. Portnoy heeft inmiddels alweer albums uit met Metal Allegiance en Winery Dogs, Morse heeft meegewerkt aan een track op het eerdaags verschijnende Spock’s Beard-verzamelalbum en gezamenlijk hebben ze een liveregistratie van Morsefest 2014 uitgebracht. Twee jaar toeren met een nieuw album lukt alleen nog de Rihanna’s van deze wereld. Als muziekliefhebber geniet ik met volle teugen van die nieuwe werkelijkheid. Zoals met Flying Colors‘ Second Flight: Live At The Z7. Inderdaad, eens niet opgenomen in Tilburg, maar in Zwitserland. Inmiddels is er genoeg eigen materiaal om een dubbelaar te vullen en er is daarom maar één track te vinden die niet op een van beide studio-albums stond, een akoestische solospot van Casey McPherson met Alpha Revs “Colder Months”. Verder staan maar liefst acht van de negen tracks van Second Nature erop, aangevuld met “Kayla”, “Shoulda Coulda Woulda”, “The Storm” en “Infinite Fire” van het debuut. Het was korte tournee (slechts tien shows) en dat is waarschijnlijk ook de reden dat de heren aanvankelijk zeer geconcentreerd staan te spelen, terwijl Casey McPherson zo nu en dan te staat te spieken voor de teksten. Gaandeweg het optreden komt er gelukkig meer ontspanning in. Flying Colors heeft met McPherson, Morse en Portnoy in feite drie frontmannen. Het plezier dat alle bandleden hebben met de songs, waarin de instrumentale partijen voortdurend haasje-over spelen, maakt dat dat nergens een probleem lijkt. Ik merkte dat het mij toch nog verraste dat Flying Colors met twee albums al zoveel ijzersterke melodieën op zijn naam heeft staan. Ieders stijl is herkenbaar en toch is er inmiddels een echt bandgeluid ergens tussen rock, prog en pop. Dat geluid blijft prachtig open en individuele partijen zijn perfect te volgen. Dat betekent dat het niet veel afwijkt van hoe het in de studioversies klinkt, maar het heeft net dat beetje extra energie dat liveversies horen te hebben. De cd gaat ook vergezeld van een dvd. Het feit dat Z7 een relatief kleine zaal is heeft voor de dvd als voordeel dat je er lekker dicht op zit, het nadeel is dat cameramensen niet altijd genoeg ruimte hadden. Het is daardoor geen heel flitsende registratie, maar wel een die de intimiteit van het optreden goed weergeeft. Daarnaast staan er vier videoclips op de dvd en twee (!) 5.1-mixen. Second Flight laat goed horen dat Flying Colors een spannende botsing van stijlen is, die volgens mij nog jaren goed materiaal in zich heeft.
File: Flying Colors – Second Flight: Live At The Z7
File Under: Hoogvliegers
File Video: [“Kayla”] [“Mask Machine”] [albumtrailer]
Boogie Beasts – Come And Get Me
Naked/ Bertus
Bij de Boogie Beasts had ik twee associaties: Larman Clamor en ZZ Top. Da’s best gek, want Larman Clamor – het eenmansproject van de Duitser Alexander von Wieding – is een soort rootsy swampblues met invloeden van Tom Waits terwijl ZZ Top heavy boogie is. Boogie Beasts is dan ook niet een-op-een met een van beide te vergelijken, het is meer het gevoel dat er bij komt kijken. De basis is steeds ergens gelegen in lekker ontspannen blues, waarbij de riff belangrijker is dan gitaristisch stunt- en vliegwerk. Ondanks die herkomst in ontspannen blues, weerhoudt dat deze vier Belgen er niet van die vaak te verpakken in moddervette, zwaar overstuurde riffs. Wat vooral opvalt is dat deze heren niet erg geïnteresseerd zijn in genregrenzen. Zo kent “Shake ‘Em” ineens een ritmesectie die bijna op de discotoer lijkt te gaan. Dat werkt echter wonderwel goed in combinatie met gitaar en zang, in wat uiteindelijk nog het meest aan de catchy poprock van Queens Of The Stone Age doet denken. “Coming Home To You” is een van de weinige écht ingetogen songs en is een soort broeierige muzikale roadmovie met een fijne Morphinevibe. Door dergelijke songs tussen de heavier blues en boogie te plaatsen had Come And Get Me een fragmentarische plaat kunnen worden die steeds weer van kleur verschiet. De heerlijke harmonicapartijen trekken het echter steeds weer terug in rootsland, zodat de ijzersterke melodieën toch iedere keer weer moeiteloos op elkaar aansluiten. De Boogie Beasts weten hoorbaar wat ze willen. Dat je daarbij als luisteraar soms op het verkeerde ben wordt gezet, is alleen maar een bonus.
File: Boogie Beasts – Come And Get Me
File Under: Men with a plan
File Video: [“Shake ‘Em”] [albumtrailer] [BoogieTube]
Walter Trout – Battle Scars
Provogue/Mascot
Het verhaal is genoegzaam bekend: Walter Trout verheugde zich op een jubileumjaar, maar belandde in plaats daarvan in het ziekenhuis. Hij kreeg nog op het nippertje een levensreddende niertransplantatie. Gouden materiaal voor een bluesgitarist natuurlijk, en inderdaad, het materiaal op Battle Scars gaat voor een groot deel daarover. Dat kun je ‘m niet kwalijk nemen. Maar waarom die geslagen trouwe-hondenogen op de hoes? Als er ooit een mooi moment was voor een brede grijns is het nu wel. Trout schijnt ook met positieve songs begonnen te zijn, maar kwam daarbij naar eigen zeggen niet verder dan clichés. Echtgenote/manager Marie raadde hem aan het ziekteproces als onderwerp te nemen. Eerlijk is eerlijk: Trout is sowieso iemand die graag en veel bluesclichés gebruikt, en dat is ook met deze songs zo. Het album begint met “Almost Gone” en eindigt met de akoestische ballad “Gonna Live Again”, ik bedoel maar. “Omaha” gaat over zijn maanden op de afdeling waar hij met anderen op organen wachtte: ‘I might be the next one gone’. De productie is zoals altijd in handen van Eric Corne, de band is ongewijzigd op bassist Johnny Griparic na, dus het zal geen verrassing zijn dat Trout op de lang geleden ingeslagen weg doorgaat. Bluesrock van de categorie ‘life is hard and then you die’, waarbij Trouts stem én diens solo’s op het randje van tearjerken zitten. Na de overigens heel fraaie ballad “Please Take Me Home” gaat het tempo halverwege even omhoog met “Playin’ Hideaway” en dat is dan eerlijk gezegd ook wel even nodig. In “Haunted By The Night” zit fraai spooky gitaarwerk en ook “Fly Away” (fraai gitaarloopje!) trekt het tempo weer omhoog. Trout heeft na de operatie weer de kracht moeten ontwikkelen voor het gitaarspelen en dat blijkt wonderwel gelukt. De emoties zijn nog steeds moddervet aangezet, maar het is goed om te horen dat gitaar en stem weer de oude kracht hebben op Battle Scars. Inmiddels is Trout begonnen aan de Europese tour die hem aan het eind van de maand in dat nieuwe hoofdstedelijke rockpodium Carré brengt.
File: Walter Trout – Battle Scars
File Under: Weer geheel zichzelf, somber en wel
File Video: [hele album (audio) bij MascotTube] [TroutTube]
Billy Sherwood – Citizen
Frontiers/Rough Trade
Je zou bijna vergeten dat Billy Sherwood een begenadigd multi-instrumentalist is als je de gastenlijst op Citizen ziet: onder andere Steve Hackett, Steve Morse, Rick Wakeman, Geoff Downes, Tony Kaye, Jordan Rudess, Alan Parsons en Chris Squire. De laatste is uiteraard de onlangs overleden Yes-bassist die Sherwood zijn zegen gaf om hem op te volgen. Citizen werd geïnspireerd door de Amerikaanse generaal Patton, die meende dat hij ook in eerdere levens op slagvelden actief was geweest. Dat idee heeft Sherwood uitgewerkt in een concept over een burger die op een aantal cruciale momenten in de geschiedenis aanwezig is. “No Man’s Land” speelt op een slagveld in WO I, “Empire” in de nadagen van het Romeinse Rijk, “Man And The Machine” tijdens de industriële revolutie, en zo verder. Een mooi concept dat ruimte laat voor heel verschillend materiaal. Sherwood was in eerdere projecten vaak vooral aan het proberen meer als Yes te klinken dan Yes zelf en leverde nogal wat werk af dat uiteindelijk te weinig écht goed materiaal bevatte (zoals William Shatner’s Ponder The Mystery of de Prog Collective-albums). Ondanks dat veel van de gasten hier een Yesverleden hebben, slaagt hij er op dit album in meer variatie te houden. En natuurlijk is het leuk om te ontdekken wie waarop meedoet. XTC’s Chris Moulding zingt op “Just Galileo And Me” – met ook een mooie, subtiele harmonicapartij -, Steve Morse is als altijd volstrekt herkenbaar op “No Man’s Land”, Rick Wakeman zorgt voor fraai tinkelend pianowerk op “The Great Depression” en zo heeft Sherwood zijn gasten steeds een prominente rol gegeven. Nee, de overeenkomsten met Yes – en Genesis, trouwens – zijn zeker niet verdwenen, maar eindelijk heeft Sherwood het in een project met wat consistentie weten te gieten. In elk geval is het merendeel van de songs geslaagd te noemen, en dat is wel eens anders geweest. Muzieknerds zullen zich sowieso prima vermaken in het zoeken van de bijdragen van de diverse gasten. Mijn jaarlijstje zal Citizen niet halen, maar ik heb ‘m met plezier beluisterd – en dat had ik eigenlijk niet verwacht.
File: Billy Sherwood – Citizen
File Under: Burger progt door de eeuwen heen
File Video: [“The Citizen”] [“Just Galileo And Me”] [“No Man’s Land”] [Citizen EPK]
Eric Bibb and JJ Milteau – Lead Belly’s Gold
Dixiefrog/Bertus
Ik had even tijd nodig om Lead Belly’s Gold te gaan waarderen. Mijn eerste gedachte was dat gitarist Eric Bibb en de Franse harmonicaspeler J.J. Milteau weliswaar een fijne plaat hadden afgeleverd, maar dat ze met grotendeels songs van Huddie Ledbetter a.k.a. Lead Belly ook wel erg goed materiaal hadden, waar niet zoveel aan te verprutsen is. Laten we wel zijn, met traditionals als “Swing Low, Sweet Chariot”, “The House Of The Rising Sun” en “Pick A Bale Of Cotton” of Lead Belly’s eigen songs als “Where Did You Sleep Last Night” en “Good Night Irene” heb je de herkenning geheid al te pakken. Anderzijds zijn het songs die al vele goede covers kennen, en daar moet je maar overheen zien te komen met je eigen versies. Voor mij staat “Goodnight Irene” bijvoorbeeld vooral in de versie van Tom Waits in mijn geheugen gegrift en menig popliefhebber associëert “Where Did You Sleep Last Night” met Nirvana’s MTV Unplugged In New York. Naast songs van Lead Belly zijn er drie eigen songs van Bibb te vinden. Die zijn mooi in het thema gebleven. Zo is “Chauffeurs Blues” een fictieve tekst als Lead Belly tegen platenbaas John Lomax, die hem in de depressie van de jaren dertig aannam als zijn chauffeur. Elf tracks zijn live opgenomen, vier in de studio. Wat ze gemeen hebben is dat het ingetogen versies in een kleine bezetting zijn. De enige die zo nu en dan lekker uithaalt is JJ Milteau. Bibb is als akoestisch bluesgitarist (zes- en twaalfsnarig) de melodieën aan het opbouwen voor zijn fijne stem – mij doet hij wel aan Ben Harper denken – en de harmonica, min of meer het solo-instrument op dit album. Het lijkt de bedoeling geweest te zijn door de ingetogen versies naar voren te laten komen hoe goed de melodieën zijn – en dat is gelukt. In het boekje is nog het nodige te lezen over Lead Belly en vertelt Bibb over de geschiedenis van de songs. Met de kwaliteiten van Bibb en Milteau en hun eigen geschiedenis met deze inderdaad onverwoestbare songs van Lead Belly is dit uiteindelijk toch een album dat overtuigt.
File: Eric Bibb and JJ Milteau – Lead Belly’s Gold
File Under: Eerbetoon met gouden randje
File Spotify: [Lead Belly’s Gold]
File Video: [“Good Night Irene”] [“Where Did You Sleep Last Night”] [Lead Belly’s Gold EPK]